10 procent van de cyberaanvallen op het gebied van Internet of Things (IoT) was in 2022 afkomstig uit Nederland. Hierbij werd uitgegaan van de landen waarin de servers van cybercriminelen werden gehost. Dat blijkt uit een onderzoek van Fortinet.
Fortinet baseert zich op gegevens die voorkomen uit het wereldwijde netwerk van honeypots van FortiGuard Labs, het onderzoekteam van Fortinet. Deze honeypots dienen als digitaal lokaas voor cybercriminelen en helpen bij het vastleggen en volgen van aanvalscampagnes die ten doel hebben om IoT-apparaten met malware te besmetten.
Uit de gegevens blijkt dat deze malware-campagnes in de meeste gevallen gebruik maken van brute force-aanvallen. Bij een brute-force aanval proberen de aanvallers systematisch wachtwoorden en encryptiesleutels uit totdat er één blijkt te werken. Hiermee kunnen ze de aanmeldingsgegevens voor Telnet en het netwerkcommunicatieprotocol SSH achterhalen en toegang krijgen tot IoT-apparaten. Vervolgens voeren ze executables uit om die tot bots om te vormen.
In 2022 registreerde FortiGuard Labs meer dan 210 miljoen succesvolle brute force-aanvallen. Uit de informatie blijkt dat het aantal maandelijkse succesvolle brute force-aanvallen op de honeypots vooral in de maand juli wereldwijd zeer groot was.
IoT-malware maakt voor het besmetten van apparatuur niet alleen gebruik van aanmeldingsgegevens die op basis van brute force-aanvallen zijn verkregen, maar ook van kwetsbaarheden (onbeveiligde achterdeurtjes) in de hardware. Uit de data van FortiGuard Labs blijkt dat er nog altijd op grote schaal misbruik wordt gemaakt van oude kwetsbaarheden die terugvoeren tot 2014.
Tot slot meldt FortiGuard Labs ook een groeiende verscheidenheid aan malware-varianten die in de programmeertaal Go zijn geschreven. Dit wordt toegeschreven aan de toenemende beschikbaarheid van broncode voor malware in bijvoorbeeld GitHub.